-
1 thread
n. draad, lont; (in computers) een serie Internet artikelen die over een bepaald onderwerp gaan; (in computers) het uitvoeren van een bepaalde procedure, onderdeel van een applicatie--------v. de draad steken in; aanrijgen; manoeuvreren doorthread1[ θred] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 garen♦voorbeelden:take up/pick up the threads • de draad weer opnemen————————thread2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 streak
n. lijn; streep; sporen; neiging; aard; eigenschap; periode--------v. voorbijschieten, flitsen; streaken, naakthollen; strepenstreak1[ strie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 streep ⇒ lijn, strook2 (karakter)trek ⇒ element, tikje♦voorbeelden:a winning/losing streak • een reeks overwinningen/successen/nederlagen/verliezen————————streak21 (weg)schieten ⇒ flitsen, snellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 a streak of light
-
4 a thread of light
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский